Veelgestelde vragen
Hieronder beantwoorden we de veelgestelde vragen. Voor de volledige tekst, inclusief bronnen en voetnoten, kun je de FAQ downloaden.
Huidige wetgeving
Het Wetboek van Strafrecht kent twee artikelen die belangrijk zijn als het over abortus gaat: artikel 296 en artikel 82a.
Arikel 296 stelt dat abortus strafbaar is. Het vijfde onderdeel (lid) van dit artikel geeft de uitzondering aan: een arts is niet strafbaar als deze de behandeling verricht in een kliniek of in een ziekenhuis met een vergunning volgens de abortuswet.
Artikel 82a stelt: ‘Onder een ander, of een kind bij of kort na de geboorte, van het leven beroven wordt begrepen: het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven.’ Hiermee wordt bedoeld dat het een misdrijf is om een zwangerschap af te breken na de grens van levensvatbaarheid.
Abortus wordt, in tegenstelling tot andere zorg, in aparte wetten geregeld. Dit zijn de strafwet (het Wetboek van Strafrecht, WvSr) en de abortuswet (Wet afbreking zwangerschap, Wafz). In het Wetboek van Strafrecht staat dat abortus een misdrijf is en een arts dus strafbaar, tenzij een abortusbehandeling plaatsvindt in een kliniek of in een ziekenhuis met een vergunning.
Daarnaast is er nog het Besluit afbreking zwangerschap (Bafz). Hierin wordt aangegeven hoe de abortuswet in de praktijk moet worden uitgevoerd. En tot slot is er de regeling Late Zwangerschapsafbreking (LZA). Deze regeling ziet toe op afbrekingen na 24 weken.
Huidige abortushulpverlening
De Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) publiceert elk jaar gegevens over abortus. In 2021 vond 65% van de abortussen plaats in de eerste 8 weken, 85% voor 13 weken zwangerschap. 15% van de afbrekingen vond plaats na 13 weken. In deze laatste categorie bevinden zich voor een deel afbrekingen in verband met aangeboren afwijkingen of aandoeningen van de foetus.
Iedereen met een baarmoeder die vruchtbaar is kan ongepland zwanger worden en kiezen voor een abortus. Ook een afwijking bij de foetus kan iedereen overkomen.
De redenen om een abortus te doen zijn uiteenlopend. Sociale indicatie betekent dat de zwangerschap niet gewenst is, om welke reden dan ook. Medische indicatie betekent dat er een afwijking is gevonden bij de foetus of dat de gezondheid van de moeder ernstig bedreigd wordt door de zwangerschap.
Vragen en discussies
Strafbaarheid is een probleem, want het is discriminerend, stigmatiserend, heeft een ‘chilling effect’ oftewel afschrikkend effect op zorgverleners, zorgt voor een onthouding van deskundige zorg en maakt de lichamelijke integriteit van mensen die ongewenst zwanger kunnen raken onnodig kwetsbaar. Bovendien is een medicamenteuze abortus zonder tussenkomst van een arts met een vergunning mogelijk strafbaar voor de zwangere. Tot slot brengt gesubsidieerde categorale zorg onnodige problemen met zich mee.
Ten eerste is het discriminerend om een behandeling die alleen plaats kan vinden bij de helft van de bevolking, namelijk bij mensen met een baarmoeder, buiten de normale zorg om, apart te reguleren. Zij worden hiermee aan een bijzonder (sociaal) geneeskundig regime onderworpen waar het gaat om het recht op lichamelijke integriteit en zelfbeschikking.
Ten tweede stigmatiseert de criminalisering van abortus zowel de zorgverlener als degene die een abortus krijgt. Stigmatisering zorgt voor schuldgevoel en stress bij mensen die een abortus krijgen of hebben gehad. Artikel 5 lid 1 van de abortuswet stelt bijvoorbeeld als vereiste dat abortus alleen mogelijk is “indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt”. Een dergelijke kwalificatie is stigmatiserend, want het stelt abortus in een moreel kwaad daglicht als iets inherent kwalijks dat alleen toegestaan is in geval van nood. Daarnaast stigmatiseert het ook zorgverleners.
Ten derde heeft de criminalisering van abortus een afschrikwekkend effect. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens noemt dit een ‘chilling effect’ op de zorgprofessional. Omdat abortus in het Wetboek van Strafrecht staat, kan abortus voor zorgverleners ook ‘onethisch’ kan voelen, als iets dat ‘eigenlijk’ niet mag. Hierdoor bestaat het gevaar dat minder zorgprofessionals deze behandeling willen uitvoeren. Dit kan leiden tot een gebrek aan ervaring, kennis en vaardigheden in de zorg. Om dit afschrikwekkende effect te voorkomen, adviseren verschillende organisaties aan om abortus helemaal te decriminaliseren, dus om abortus uit het Wetboek van Strafrecht te halen. Dit zijn onder andere de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), commissies van de Verenigde Naties en de FIGO.
Ten vierde wordt door de strafbaarheid van abortus deskundige zorg onthouden. Verloskundigen mogen bijvoorbeeld geen abortusmedicatie voorschrijven, terwijl zij zeer bekwaam zijn in medicamenteuze abortuszorg. Ze hebben hun zorg ook zo geregeld dat zij 24 uur per dag, 7 dagen per week, laagdrempelig aan huis komen. Zij kennen cliënten in de vruchtbare levensfase al goed en staan hen bij tijdens zwangerschap, bevalling en met anticonceptie. Dat zij niet mogen ondersteunen bij abortus is een verspilling van kennis, kunde en zorg.
Ten vijfde maakt de strafbaarheid van abortus de lichamelijke integriteit van mensen die zwanger kunnen worden onnodig kwetsbaar. De strafbaarheid van abortus is een handvat voor de lobby van conservatieve religieuze stromingen die tegen abortus zijn. Tevens betekent het Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid om abortus weer verder te criminaliseren in een ongunstiger politiek klimaat. We zien hier in Polen en Hongarije de gevolgen van.
Ten zesde is een medicamenteuze abortus zonder tussenkomst van een arts met een vergunning mogelijk strafbaar. Dat betekent dat de zwangere strafbaar zou kunnen zijn als ze zonder tussenkomst van een arts met abortuspillen zelf een abortus opwekt. De abortuswet heeft hier niet in voorzien, omdat medicamenteuze abortus niet mogelijk was toen deze wet tot stand kwam.
Ten zevende is er hierdoor gesubsidieerde categorale zorg ontstaan met drie belangrijke nadelen. Er bestaat hierdoor de mogelijkheid dat een overheid met een anti-abortusstandpunt kan sturen op de omvang en kwaliteit van de abortuszorg. Ook wordt hierdoor een groot administratief, kostenverslindend apparaat in stand gehouden (subsidieregeling, IGJ controle) terwijl de abortuszorg anders vrij eenvoudig geïntegreerd kan worden in de reguliere zorg.
Het Wetboek van Strafrecht kent strafbepalingen die gaan over artsen die zonder een vergunning een abortus uitvoeren of over andere mensen die dit doen.
Omdat medicamenteuze abortus niet bestond toen de abortuswetgeving tot stand kwam, staat er niets in de wet over het innemen van medicijnen. Tegenwoordig zijn er medicijnen om een abortus in gang te zetten. Daarom kunnen zwangeren nu ook zelf een abortus uitvoeren. Gebruikelijk verstrekt de hulpverlener deze medicijnen. Maar de medicijnen zijn ook beschikbaar via het internet.
Als iemand zelf met medicijnen een abortus opwekt, dan kan deze zwangere (theoretisch) – op grond van het huidige Wetboek van Strafrecht – aangeklaagd worden voor onrechtmatig aborteren. De zwangere is immers vrijwel nooit een arts en beschikt niet over een vergunning.
Mocht iemand zelf een afbreking in gang zetten na de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken, dan kan dit gezien worden als een vorm van levensberoving, waarvoor Artikel 82a in het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Diegene is dan (theoretisch) strafbaar, al zal in de praktijk noodzakelijke hulpverlening op de voorgrond staan.
Dit is tot nu toe gelukkig alleen een theoretische mogelijkheid en is in Nederland niet gebeurd. Er zijn hierover geen uitspraken van een rechter in Nederland, maar recent is in het Verenigd Koninkrijk wel een vrouw hiervoor veroordeeld tot jarenlange gevangenisstraf.
Sinds een wetswijziging in januari 2023 mag de huisarts medicamenteuze abortus verstrekken tot 9 weken, mits verplichte scholing is gevolgd. De huisarts is in principe strafbaar indien deze verplichte scholing niet is gevolgd, terwijl voor een daarop lijkende behandeling van miskramen geen verplichte scholing geldt en geen strafbaarheid bestaat.
Artsen die niet werkzaam zijn in een kliniek of ziekenhuis met vergunning of verloskundigen mogen geen medicamenteuze abortus voorschrijven, al zijn zij hiertoe wel bekwaam. Als zij dit toch doen, zijn ze strafbaar.